Een beeld komt bij mij altijd tot stand door de fascinatie voor een bepaald onderwerp dat ik tegenkom in mijn leven. Voordat ik het beeld realiseer ben ik geheel in de ban van dit onderwerp. Zelden of nooit is dat een voorwerp of anderszins fysiek gegeven, ik werk vrijwel nooit vanuit een gegeven model. Het onderwerp waar ik op dat moment mee bezig ben probeer ik zo intens mogelijk te benaderen. Ik neem het in mij op door erover te mediteren zodat ik er inspiratief inzicht in krijg.
Tijdens dit proces ontstaan schetsjes of modelletjes die mij aangeven hoe ik de vorm voor dit onderwerp kan uitdrukken. Soms speelt dit gehele proces zich in mijn voorstellingswereld af. Hierna weet ik welke richting ik moet gaan werken om tot uitdrukking van het onderwerp te komen. Daarna is het een kwestie van creativiteit om de juiste middelen te vinden waarmee ik het beeld kan realiseren. Naast materiaalkeuze spelen de werkwijze en de gebruikte techniek een grote rol bij de totstandkoming van het uiteindelijke beeld.
In mijn keuze voor het materiaal waarmee ik de eerste beeldvorming gestalte geef ben ik geheel vrij. Dit kan was zijn, klei, was, gips, cellenbeton, hout etc. De keuze van dit materiaal wordt bepaald door de vorm en de maat van het beeld dat ik wil realiseren. Zo kan een lang dun beeld van hout worden gemaakt, of van staaf-ijzer omplakt met was. Platte beelden worden weer van plaatmateriaal gemaakt met daarop was of gips. Dikkere vormen worden eerder van kunststofschuim gemaakt met was of gips toegevoegd.
De maat van de beelden is van vele factoren afhankelijk. Meestal geef ik de vorm een maat die voor mijn gevoel het best past bij de manier waarop het onderwerp gebracht moet worden: inzichtelijk, overzichtelijk of juist confronterend. Daarnaast zijn er nog hele praktische overwegingen. Zo werk in de winter meestal klein en in de zomer juist groot omdat ik dan buiten werk. De maximale grootte wordt daarbij gelimiteerd door de grootte van mijn aanhangwagentje. Ook de keuze van het materiaal en het gewicht daarvan hebben invloed op de maat.
Het uiteindelijk gevormde beeld wordt later gekopieerd in brons. Hiervoor worden mallen gemaakt van het beeld waarin het brons wordt gegoten. Zodoende zijn bronzen beelden altijd een kopie van bestaand beeldmateriaal.
Doorgaans begin ik met beeldhouwen. Dat wil zeggen dat ik uit een gegeven vorm (bijvoorbeeld een blok, plaat of staaf) de grove vorm van het beeld tevoorschijn haal door middel van hakken, zagen, snijden etc. Daarna pas ik op deze grondvorm een plastische bewerking toe, oftewel ik voeg materiaal toe of verwijder het net zolang als nodig is om de juiste vormuitdrukking te krijgen. Van dit origineel maak ik een eenmalige gipsmal. Dit is als het ware een gipsen omhulling van het beeld waarbij het beeld zich van binnenuit afdrukt in het gips. Soms gaat daarbij het origineel verloren. Deze eenmalige gipsmal gebruik ik voor het vervaardigen van een origineel exemplaar in kunststof. Dit moedermodel werk ik geheel bij door vorm toe te voegen, af te halen, te plamuren en te schuren, totdat het zijn definitieve vorm heeft. Het voordeel van dit kunststof model is dat het mij in staat stelt het beeld minutieus en glad af te werken. Het resulterende moedermodel wordt vervolgens als stootvast origineel gebruikt voor de afgietsels in brons.
Voor het bronsgieten kunnen twee methoden worden gebruikt: zandgieten en de verloren was methode.
Het zandgieten pas ik toe als het beeld gemakkelijk af te vormen is in twee lossende delen en eenvoudig af te werken, zonder veel details en moeilijk bereikbare hoeken. Voor de beelden die in zand gegoten worden gebruik ik het moedermodel om een afdruk te maken in het zand dat, door de chemische toevoeging die erin zit, verhardt. De twee delen (als bij een mal) worden dan van het beeld afgehaald. Vervolgens wordt er een waslaag in een dikte van ongeveer 6mm (de dikte van het te gieten brons) op de binnenzijde aangebracht. Hierna worden de twee zanddelen met de aangebrachte waslaag weer tegen elkaar geplaatst en geheel volgegoten met (verhardend)zand. Dan worden de delen weer uit elkaar gehaald en wordt de waslaag verwijderd, om vervolgens weer alles in elkaar te plaatsen. Klaar om te gieten
De andere mogelijke methode is de 'verloren was methode' (cire perdu). Daarbij wordt van het moedermodel een precieze kopie gemaakt middels een rubber gietmal. In deze rubbermal wordt vervolgens een wasmodel gegoten. Dit wasmodel is een 6mm dikke, holle kopie van het moedermodel in was. Dit model moet altijd ook nog bijgewerkt worden, waarna er om en in dit wasmodel weer een nieuwe mal wordt gemaakt van vuurvast materiaal. Deze mal is een aaneengesloten vorm in en om het wasmodel. Deze mal maakte ik vroeger van gipsgravel of gipschamotte, maar ik laat mijn werk tegenwoordig in Italië gieten omdat ze daar gebruik maken van zirkoniumzand. Deze methode wordt ook wel de Shell methode genoemd omdat het slechts een heel dun laagje vuurvast en vormvast materiaal is (de mal is dan een soort schelp). Hoewel deze methode duurder is heeft zij het grote voordeel dat het resulterende bronzen beeld een exacte kopie is van het model. Daarnaast heeft het afgietsel een mooie giethuid (dat is het oppervlak van het gegoten beeld) waardoor er minder afwerking nodig is van het bronzen beeld.
De mal met daarin het wasmodel wordt nu ondersteboven verhit waardoor de gesmolten was eruit loopt en de mal door de hitte extra sterk wordt. Vervolgens wordt de mal weer rechtop geplaatst en vaak nog ingegraven in zand om de druk van het brons te kunnen opvangen. Nu is alles klaar om te gieten.
Brons is een legering van hoofdzakelijk koper met een toevoeging van tin, lood, zink en aluminium. Vroeger gebruikte ik in plaats van brons ook wel messing. Deze legering van koper (60%) met aluminium (40%) heeft als voordeel dat zij goed te slijpen en te lassen is. Ook heeft dit geelachtige metaal een goede vloeibaarheid. Het brons dat ik nu gebruik bevat 90% koper en geen aluminium waardoor het zachter maar tegelijkertijd ook taaier is dan messing. Het is tevens roder van kleur. Afhankelijk van de legering wordt het brons gesmolten en gegoten op 1000 tot 1300 graden. Het dragen van brandvrije, warmte isolerende pakken is daarvoor noodzakelijk.
Na het gieten en het harden van het brons wordt de gietmal van het brons gehakt en kan ik met de afwerking van het bronzen beeld beginnen. Dit proces heet 'ciseleren' en bestaat uit het hakken, vijlen, slijpen, schuren en lassen van het beeld en het maken van bevestigingsmogelijkheden aan het beeld. Aan dit deel van het hele proces besteed ik extra veel tijd en aandacht. Als de uiteindelijke definitieve bronsvorm gereed is kan deze worden gepatineerd.
Dit is het kleuren van metaal door op het beeld een dunne laag oxide te laten ontstaan. Wat er feitelijk gebeurt, is vergelijkbaar met wat er in de loop van de tijd met metalen gebeurt die blootstaan aan de buitenlucht, zoals het koperen kerkdak dat groen wordt door de zure regen en de lucht. Om het oxidatieproces van het bronzen beeld te versnellen wordt het verhit en vele malen met vochtig zuur, zout, chloor, ammonia, en/of zwavel bewerkt. De oxidelaag wordt zo in hele dunne laagjes opgebouwd. Het soort zuur, of zout of zwavel of chloride bepaalt de uiteindelijke patinakleur van het beeld. Omdat brons uit verschillende metalen bestaat zijn er vele kleurmogelijkheden voor het oxideren. Wanneer de gewenste kleur is verkregen wordt het beeld afgespoeld en van een waslaag voorzien. Door het aanbrengen van deze waslaag wordt de oxidatie gefixeerd, waardoor verdere oxidatie wordt voorkomen. De waslaag verdiept bovendien de kleurintensiteit van het patine. Ook zijn er nog verschillende kleuren was die de uiteindelijke kleur beïnvloeden. Het beeld wordt vervolgens vaak ook nog op een sokkel(tje) geplaatst, het maakproces is dan voltooid. Het beeld is klaar voor expositie en verkoop.