Het platte beeld draagt twee karakteristieken in zich. De ene karakteristiek is dat van het vlak, dat zich aan twee zijden van het beeld toont. In dit vlak worden vormen en structuren weergegeven zodat nauw bij de beleving van de kijker wordt aangesloten. Tegelijkertijd werkt het platte vlak ook als een muur of een schild. Het heeft een duidelijke voor- en achterkant, te vergelijken met de twee kanten van de medaille. Dat zie je terug in al mijn platte beelden waarin ik een vlak gebruik.
De andere karakteristiek is die van de lijn, die zich aan de andere twee zijden van het beeld toont. Deze lijn is de contour, de omschrijvende lijn van dat wat zich in het vlak afspeelt. Deze contouren kunnen rond zijn of rechthoekig. De ronde contouren omschrijven een centrische eenheid, een in zichzelf gekeerde vorm. De ronde lijn geeft een afkeren weer van datgene wat zich in het vlak afspeelt ten opzichte van de omgeving. Het in zichzelf gekeerd zijn staat voor mij symbool voor het voelen. Deze ronde lijnen staan tegenover de rechthoekige contour. De rechthoekige vormen vinden een evenwicht tussen de naar binnen gekeerde houding en de naar buitengekeerde houding. Deze vormen beelden daarom voor mij meer de gedachten uit.