Zoals ik bij het kunstproces heb willen uitleggen (zie pag. xx) zie ik de kunstenaar als een tolk die de indrukken uit de inspiratieve wereld vertaalt naar beelden in de fysieke wereld. Hij gebruikt zichzelf en zijn materiaal als instrumenten om deze verbeelding te realiseren. De kunstenaar speelt daarmee een dusdanig grote rol in het scheppen van het werk dat iedere ontwikkeling die de kunstenaar doormaakt onherroepelijk invloed heeft op zijn werk. De ontwikkeling die ik als kunstenaar heb doorgemaakt is dan ook terug te zien in de realisaties van mijn beelden. In onderstaande beschrijving van mijn ontwikkelingsproces verwijs ik daarom steeds naar de beelden die ik in de betreffende ontwikkelingsfase heb gemaakt. Hoewel beelden voor zichzelf spreken hoop ik de lezer met deze tekst inzicht te bieden in de relatie tussen mij en mijn werk
Als kunstenaar werk ik aan de verbeelding van datgene wat mij in de stilte als inspiratie tegemoet komt (zie Kunstproces, pag. xx). Zoals ik eerder stelde zoek ik de stilte op door middel van meditatie. Ik kan deze stilte zelf laten spreken en in de stilte inspiratie ontvangen in de vorm van begrippen, kwaliteiten of waarheden. Wat mij dan vanuit de inspiratie in begrippen, kwaliteiten, waarheden etc. tegemoet komt probeer ik vervolgens in beelden te vatten. Het is de essentie achter de dingen, die geen beeld of vorm heeft, die ik probeer te verbeelden. Mijn beelden zijn als het ware getuigenissen van de kwaliteit, van de waarheid die achter de fysiek zintuiglijke wereld schuilt.
Ik wil zodoende een antwoord geven op de fysiek ongevormde, beleefbare wereld die in de inspiratie aanwezig is. Voor het verbeelden van dit antwoord wend ik mijn creativiteit en mijn streven naar perfectie in vakmanschap aan. De gladde afwerking van mijn beelden, het toepassen van patina's en mijn stijl in het algemeen dienen om de schoonheid en zuiverheid van de essentie, die in de stilte aanwezig is, uit te drukken.
De uiteenzetting met aan de ene kant de fysiek zintuiglijk waarneembare onderwerpen en anderzijds de meer abstracte begrippen, kwaliteiten en waarheden achter deze onderwerpen gaf mij de mogelijkheid me te ontwikkelen. Deze ontwikkeling laat zich het best omschrijven als het verkrijgen van meer inzicht in de werkelijke verbanden en relaties tussen zowel de waarneembare als de niet-waarneembare dingen om ons heen. Vrijwel ieder nieuw, dieper inzicht resulteert weer in een nieuw beeld. Op die manier is mijn ontwikkeling als het ware te lezen aan de beelden die ik in de loop van de jaren heb gemaakt.
Deze ontwikkeling is in abstracte termen te omschrijven als een weg van dualiteit naar driedeling en van driedeling naar drie-eenheid.
Toen ik begon met beeldhouwen was mijn belevingswereld dualistisch, de wereld kwam mij voor als een samenspel van polariteiten. Ieder gegeven had zijn tegenpool, bijvoorbeeld vriend vs. vijand, abstract vs. figuratief, lichaam vs. geest enz. Wat mij daarin bezig hield was het zoeken naar evenwicht en harmonie om de dualiteiten steeds tot één geheel te maken. Ik richtte me met name op de dualiteit lichaam vs. geest, wat onder meer resulteerde in de mathematische beeldenreeks. Ik wilde daarmee het abstracte (de wiskundige vorm in dit geval) figuratief maken zodat het beleefbaar wordt. Met andere woorden, het fysiek figuratieve was voor mij een hulpmiddel om het abstracte (de wiskundige figuren) vorm te geven en beleefbaar te maken. Om deze reden werden fysieke proporties van armen en benen aangepast en werden fysieke "details" niet weergegeven, zodat binnen de fysieke vorm recht werd gedaan aan de wiskundige vormen. Op die manier wilde ik een overbrugging realiseren van de inspiratie die ontsproot aan de wiskundige vormen enerzijds naar verbeelding anderzijds. Zie bijvoorbeeld 'Gonio 1' (een driehoek in mensgestalte, pag. xx) en 'In Gedachten' (een tetraëder in mensgestalte). Andere beelden uit deze periode zijn 'Nimf' (verbeeldt de dualiteit binnenwereld vs. buitenwereld) en 'Poort' (verbeelding van de dualiteit voor vs. achter).
Terwijl ik me aan het verdiepen was in de tegenpolen (de dualiteit) van het geestelijke enerzijds en het fysieke anderzijds, kreeg ik het gevoel dat er iets niet klopte, er ontbrak iets. Ik werd mij bewust dat ikzelf een belangrijke rol vervulde ten aanzien van de dualiteit. Ik nam deze dualiteit niet alleen waar, ik bewoog me er ook tussen. Door mijzelf als derde element tussen de twee tegenpolen van de dualiteit te plaatsen ontstond er een driedeligheid. De dualiteit die ik eerder buiten mij waarnam was nu onderdeel geworden van de driedeligheid waarvan ik deel uitmaakte. De verandering was er in wezen een van passieve observatie van het aanwezige naar een actieve beleving van het aanwezige. Datgene wat ik eerder intuïtief in driehoeken had weergegeven (zie de mathematische beelden) werd nu werkelijkheid.
De twee zelfstandige delen die de dualiteit vormden bleven bestaan, maar kregen door de toevoeging van een derde element een driedelige relatie. Deze driedelige relatie zag ik overal om mij heen. Zij uit zich bijvoorbeeld in denken-voelen-willen, hoofd-romp-ledematen, het vastgevormde-het levende-het bevlogene. Als mens tussen hemel en aarde maak ik onderdeel uit van een driedelige wereld. Tegelijkertijd besta ik zelf ook weer uit drie onderdelen: denken-voelen-willen, waarbij ik me tussen deze drie gebieden of activiteiten kan bewegen. Door deze ervaring voelde de noodzaak dit fenomeen te verbeelden. Na haar ontdekking drukte ik de driedeling uit met de menselijke gestalte die zich bevindt tussen het aardse en het hemelse, zie bijvoorbeeld 'Cyrinx', 'Michaëlle' en 'Tussen hemel en aarde'.
Zoals gesteld voelde ik het bewust worden van de driedeling als de ontdekking van een groot geheim dat mijn gehele bestaan vervulde. Tegelijkertijd verbaasde het mij dat ik voor mezelf zo'n simpele waarheid nog moest ontdekken. Naast de ontdekking van de driedeling werd ik ook aangegrepen door het proces van bewustwording dat daaraan ten grondslag lag. Ik besefte me dat 'het bewust worden', dus je bewust worden van iets, neerkomt op het leren kennen van iets wat al door anderen gekend wordt. Het werd als gekend, alleen nog niet (volledig) door jou. Bewustzijn is in feite het weten van datgene wat wordt geweten. Op een veel eerder moment in de tijd bestond datgene al waar je bewustzijn over krijgt. Tegelijkertijd kun je je van bepaalde dingen pas bewust worden als je over andere dingen al bewustzijn hebt, precies zoals ik me eerst bewust moest zijn van de dualiteit voordat ik de driedeling bewust kon worden. Mijn voornaamste bewustwording betrof het driedelige fenomeen van tijd: verleden, heden en toekomst. Door herinnering van het verleden en beleving van zowel het verleden als het heden werd ik mij bewust dat ik het zelf was die zich bewoog tussen de polariteiten van enerzijds het verleden en anderzijds de toekomst. Ik besefte me dat ik door herinnering het verleden kon weten. Het verleden werd door heldere herinnering als het ware ontsluierd (zie 'Isis ontsluierd').
Doordat ik door oefening het verleden nu scherper kon herinneren werden mij de lijnen die het verleden met het heden verbindt duidelijker. Door herinnering en terugblikken kan de naakte waarheid van het heden zich tonen, ik werd mij meer bewust van het heden, wat mij weer aanzette tot het beoefenen van het herinneren. Het heden is immers het gevolg van het verleden, zij is letterlijk en figuurlijk op het verleden gebaseerd. Zij is als de kroon op het verleden, en zo beeldde ik het ook uit (zie 'Ontluiken', maar ook 'Distance', 'A point of view en 'Terugblik')
Op een zeker moment was ik me dus bewust van het feit dat het heden is gebaseerd op het verleden, en dat dit óók gold voor de beelden en vormen die ik maakte. Ook mijn beelden werden sterk bepaald door mijn culturele bagage, mijn opvoeding in normen en waarden, kortom de door mij aanvaarde voorwaarden waarbinnen ik leef en verbeeld. Door dit besef ging ik op zoek naar een vormentaal die universeel is. Ik wilde een taal vinden die de gehele mensheid zou verstaan, onafhankelijk van cultuur, opvoeding, klasse etc. Ik stond zodoende voor de uitdaging mijn eigen culturele beperkingen te overstijgen. Op het idee gebracht door een boek over Cycladiche kunst van vóór de Griekse tijd (4000 - 1100 v. Chr.), dat mijn vrouw meenam van een vakantie in Griekenland, ben ik gaan zoeken naar de vormentaal die gebruikt werd door de andere pre-Griekse culturen zoals die van India, China, Afrika en Mexico. Deze 'culturen' spraken destijds nog eenzelfde vormentaal, een taal die dateert van vóór Balylon. Kenmerkend aan deze taal is dat deze niet wordt gedefinieerd of veroorzaakt door culturele beperkingen. Een voorbeeld van deze taal die vandaag de dag veel wordt 'gesproken' is de taal van Dick Bruna. In zijn tekeningen herkennen Chinezen, Afrikanen, Amerikanen zichzelf onvoorwaardelijk, zij allen begrijpen wat Dick Bruna in zijn taal bedoelt. Wel is duidelijk dat de onderwerpen die in de vroegere cultuurloze vormentaal werden uitgedrukt niet meer hetzelfde zijn als de onderwerpen die heden ten dage in deze taal worden uitgebeeld. Zo komt vruchtbaarheid als verbeeldingsonderwerp tegenwoordig veel minder voor. Beelden die uit de ontdekking van de universele vormentaal resulteerden zijn 'Dubbelfiguur' en 'Cercle'.
De zoektocht naar een universele beeldtaal mondde uit in een onvoorwaardelijk zoeken naar het wezenlijke, het algemeen menselijke, het universele. Hierdoor ontstond voor mij een nieuwe fase. Er ontwaakte in mijzelf namelijk een nieuw vermogen om het universele en het wezenlijke van de dingen te zien, de universele waarheid van de dingen zelf. Het lukte me nu om onvoorwaardelijk te herinneren, dus los van mijn eigen verleden en de cultuur die me heeft gevormd. Het was alsof ik de gekleurde bril die door cultuur, opvoeding etc. was gedefinieerd had afgezet. Mijn herinneringen kon ik daardoor als het ware ontleden, de schillen ervan verwijderen. Er ontstond daarmee zoiets als een onvoorwaardelijk schouwen, ik was in staat de dingen te ontvangen zoals ze waren, los van de labels die er in de loop van de tijd door de cultuur, door anderen en door mijzelf zijn opgeplakt. De naakte waarheid ontvouwde zich. Dit was voor mij een sterk spirituele ervaring. Wat ik daarin beleefde kan ik slechts aanduiden met de woorden 'Niet ik, maar Christus in mij'. Het was niet meer ikzelf die de dingen zag, niet meer de persoon Joris. Het was alsof er zich iets in mij openbaarde dat veel puurder, veel meer diepgaand bewust in de wereld kon kijken. Er werden in mij zintuigen wakker gemaakt die mijn bewustzijn als het ware vergrootten.
Na deze heftige ervaring kon ik twee jaar lang niet verbeelden wat ik (intuïtief) ervoer, ik kon slechts beschrijven. Dat is dan ook wat ik deed, duizenden pagina's heb ik volgeschreven met mijn ervaringen uit die tijd. Pas na twee jaar kon ik in beeld gaan 'beschrijven'. Ik maakte aanvankelijk draadfiguren, lijnvormen die het bestaan van een beeld aftekenen maar het beeld tevens ontdoen van zijn fysieke hoedanigheid. Het beeld wordt zo geschapen juist door materie weg te halen. Hiermee wilde ik aantonen dat het fysieke niet het wezenlijke, het belangrijkste is van de wereld om ons heen. Ik was nog niet in staat vlakke en platte beelden te maken die meer beleving in zich droegen, laat staan driedimensionaal werk dat een nog groter realistisch gehalte heeft. Het uitdrukken in draadfiguren is als het ware een tegengestelde en gemetamorfoseerde uitdrukking ten opzichte van de manier van beeldhouwen in mijn beginperiode. Terwijl ik in die beginperiode fysiek figuratieve beelden maakte van het geestelijke, zocht ik nu naar een geestelijke uitdrukking van het fysieke. Het doel daarvan was om te verwijzen naar het ideële achter de vorm. De resulterende draadfiguren spreken veel meer het denken aan. Zij nodigen de verbeelding van de kijker uit om de ontbrekende vorm aan te vullen. Door het appèl op het denken wordt het gevoel veel minder aangesproken. Zie bijvoorbeeld 'Het offer van het schenken'.
Het onvoorwaardelijk herinneren deed me inzien dat de drie elementen van de drieledigheid een onlosmakelijke eenheid vormen. Een voorbeeld daarvan is het eerder genoemde fenomeen tijd. Verleden, heden en toekomst zijn niet alleen drie stadia van tijd, ze zijn één. Net zozeer als de toekomst voortkomt uit het heden en het verleden ontstaat uit de toekomst ook het heden en het verleden. Drie eenheid is aanwezigheid vóór het ontstaan (en bestaan) van iets (zoals tijd), en tevens de oorzaak voor het ontstaan (en bestaan) ervan. De drie-eenheid kon ik nu als een reële ervaring beleven, en van daaruit kon ik haar verbeelden. Het onvoorwaardelijke herinneren was een eerste stap in de ontwikkeling van mijn zintuigen. Dit waren niet alleen de vijf zintuigen die algemeen bekend zijn, maar ook zintuigen die ik me tot dan toe niet bewust was geweest. Deze ongebruikte zintuigen werden als het ware geopend. Hierdoor was ik in staat een beter beeld te creëren van intuïties. Wat ik eerder intuïtief voelde kon ik nu bewust waarnemen. Een voorbeeld van een beeld uit deze periode is 'Individu' (zie pag. xx). Dit is de verbeelding van de mens, die zich onzichtbaar doch waarneembaar tussen zijn onzichtbare doch waarneembare binnenwereld (de holle zijde) en zijn dito buitenwereld (de bolle zijde) bevindt.
Parallel aan de figuratieve beelden werkte ik ook aan de meer abstracte
vormgeving van de triniteitgedachte. Ik zocht naar de uitdrukking van
de onlosmakelijke eenheid van de drie elementen, in plaats van de voordien
aanwezige driedeling als verdeling in drie delen. Voorbeelden daarvan
zijn 'Triniteit versus dualiteit' (zie pag. xx) en 'Trinite' (zie pag.
xx). Mijn verdere ontwikkeling richt zich op de eerder genoemde zintuigen.
Naast de algemeen bekende vijf zintuigen zijn er nog zeven zintuigen te
onderscheiden. Het ontwikkelen en gebruiken van alle twaalf zintuigen
helpen me in mijn zoektocht naar het wezenlijke, de essentie, de 'zin'
van het bestaan. Deze twaalf zintuigen zijn de volgende:
Uit het onderzoeken en ontwikkelen van de twaalf zintuigen is tot slot het democratieproject tot stand gekomen. Met een groep kunstenaars hebben wij ons afgevraagd hoe democratie er uit ziet als je het zou verbeelden. Mijn antwoord daarop is een beeld bestaande uit een grote kring van 12 open gestalten, die met hun gestalten 12 poorten maken (zie 'Democratie' pag. xx). Het getal twaalf speelt hierin een essentiële rol. Twaalf is niet alleen het aantal zintuigen waarover een mens kan beschikken, het is tevens het aantal maanden in het jaar, het aantal dierenriemtekens, de apostelen, de uren van de dag en de nacht, de ridders van de ronde tafel, etc. etc. De twaalf beelden in de ring drukken ieder een eigen kwaliteit uit, en tegelijkertijd is het totaal van de twaalf kwaliteiten weer een eenheid, een eenheid zoals die door de geschiedenis heen in het hele universum te vinden is geweest.